Door: Wim Creeze
Veertig jaar lang deed ik kantoorwerk. Wat voor werk precies doet nu even niet ter zake; ik deed kantoorwerk. Aan kantoorwerk zitten veel voordelen. Het is schoon, je gaat er niet van zweten, de gebouwen zijn behaaglijk in de winter en aangenaam in de zomer, er is een kantine met verse broodjes en soep, er is altijd wel een collega met wie je het goed kunt vinden en de verdiensten zijn best redelijk. Hoe schoner het werk, hoe hoger het salaris; vreemd maar waar.
Aan kantoorwerk zit één groot nadeel: het is binnen. In al die 40 jaren keek ik vaak naar buiten en zag kinderen spelen, gemeentewerkers de straat schoonmaken, de blaadjes dartelen in de wind en bakkersjongens het brood rondbrengen en dacht: daar is het echte leven.
Het geluk is daar waar ik niet ben, noteerde een Duitse dichter ooit.
Het geluk is niet hier binnen, niet dit kantoorwerk waarvan de zin me veelal ontging. Niet die eindeloze vergadersessies waar zelden iets van nut uit kwam. Niet dat hengelen naar de gunsten van de chef in de hoop een salaristreedje hoger te kunnen klimmen.
En zo besloot ik de laatste jaren van mijn arbeidszaam leven buiten te gaan werken. Ik werd fietskoerier. Nederig werk, door weer en wind, matig betaald, maar o zo fijn.