

Een nieuw adres, dat wil zeggen, een appartementenblok waar ik nog nooit ben geweest. Ik ben er wel verschillende keren voorbij gereden, dat wel, maar nog nooit daar iets afgeleverd. Het gebouw intrigeert me al een tijdje, en daarom denk ik die dag: leuk, eindelijk kan ik eens zien hoe het gebouw er van binnen uitziet.Ik bel aan, de buitendeur gaat open, en ik ga naar binnen. Dat wil zeggen: ik sprint naar binnen, want ik heb die dag extra veel haast.
Razendsnel maak ik de afweging: tweede verdieping, dus veel sneller om de trap te nemen. Ik stuif met drie treden tegelijk naar boven. Nou ja, naar boven is een groot woord, want die eerste trap heeft maar drie treden. Normaal gesproken zou zo’n tussenopgang een waarschuwing voor me zijn. Een waarschuwing dat ik, wat betreft mijn waar-is-de-trap zoektocht wel eens op het verkeerde pad kan zitten.
Helaas sla ik, gedreven door haast, het advies van mijn instinct in de wind. Helaas.Op die verhoging open ik een deur, kom in een korte gang terecht, ren nog een paar meter door, kijk naar rechts en … precies op het moment dat het ‘terug-hier-geen-trap’ signaal aankomt, hoor ik een klik. Met een ruk draai ik me om en kijk naar de deur. Die is niet alleen dicht, maar ook niet meer vanuit dit gangetje open te maken.
Verbijsterd kijk ik naar die stomme deur. Niemand te zien. Ook dat nog! Dan maar verder: ik loop het gangetje door, open precies weer zo’n deur, en kom dan in een werkelijk gigantische binnentuin terecht. Ik sta dus weer buiten, en er is niemand die mij vanuit de appartementen ziet en ik zie niet één appartement met licht. Vertwijfeld kijk ik de binnentuin in. Waar is de weg naar buiten? Als een bezetene ren ik het gras over en kom op een soort pad terecht waar zowaar een mens te zien is.
Een vriendelijke heer is bladeren in een kliko aan het proppen. Ik kan hem gelukkig vragen hoe ik in vredesnaam uit deze tuin kom. Ik schat in dat omlopen sneller is dan deze oude man vragen of hij de dichtgeslagen deuren voor mij kan openen. Fout! Voor de tweede keer binnen 60 seconden maak ik een foute beslissing. Want, eenmaal buiten dit lusthof aangekomen, blijkt dat ik een pittig stuk om moet lopen. Ik voel me bovendien op een vreemde manier naakt om daar zo te lopen, helemaal in uniform, met helm, en m’n enorme tas, maar zonder fiets. Ja, vooral dat ‘zonder fiets’ geeft me dat naakte gevoel.
Het hele gebeuren begint ook een steeds hoger Fawlty Towers gehalte te krijgen. De hoofdpersoon in die serie (Basil) zou, als hij Velomediaan was geweest, elke dag in dit soort situaties terecht komen. Gelukkig besef ik op dat moment dat rennen geen zin meer heeft: voor de ontvanger van het pakketje maakt het niet uit of een bezorger vier of zes minuten spoorloos is. Berustend leg ik de laatste tientallen meters af, in die drukke straat, waar iemand me aankijkt met zo’n blik van, hee, zag ik die een paar minuten geleden niet ook al?