
Door: Willem Richter
Ja, daar sta je dan met je goede gedrag. Het is woensdagmiddag en tijd voor een reguliere dagelijkse medicijnenronde. Het is heerlijk weer: wat wil je nog meer?
Ik moet naar het Pillenplein nummer 7. Ik weet dat adres zonder navigatie te vinden; ik ben er al tig keer geweest. Daar woont mevrouw Jansen met haar hond. Ik zie ze zo voor me. Zo gauw als ik op de bel heb gedrukt zie ik de hond in het halletje verschijnen die meteen begint te blaffen. Het is al een oude baas; het gaat allemaal niet meer zo vlot. Zijn baas kent hetzelfde euvel: ook zij is niet meer zo snel. Zeggen ze niet dat baas en hond op elkaar lijken? Wat betreft snelheid is dat hier zeker het geval.
Maar als ik gebeld heb verschijnt er geen hond. En er is ook geen geblaf. Mijn eerste gedachte is dat ze niet thuis zijn. Maar ik ben het gewend om eventjes te wachten omdat op veel van mijn adresjes oudere mensen wonen die niet meer zo snel ter been zijn. Na enig wachten verschijnt het baasje zonder hond aan de deur. Ik val met de deur in huis: “Goh, ik dacht al dat u niet thuis was. Anders staat er altijd meteen uw hond in de hal ……..”. De vrouw kijkt me droevig aan en kan zich niet meer inhouden. Ze begint onbedaarlijk te huilen en vertelt dat zij haar hond gisteren heeft moeten laten inslapen. Hij was heel oud en erg ziek. Ze heeft er heel erg veel verdriet over. Ik zeg dat het mij ontzettend voor haar spijt.
Wat moet je nu in zo’n situatie? Ik zat in een goede flow - wat mij een vrolijke bui bezorgde - en had dit in het geheel niet verwacht. Een beetje bezwaard voelde ik me wel: een volgende keer misschien toch iets meer rekening houden met omstandigheden als deze en wellicht een iets neutralere opstelling kiezen? Het is iets wat me de dagen erna bezighoudt.