Door Wout van den Brink
Na ruim een half jaar bezorgwerk raak ik steeds meer vertrouwd met het stratennet van de stad waar ik bezorg. Voorheen waren mij niet meer dan enkele bezienswaardigheden en losse feitjes bekend. In het begin was ik vooral gefocust op de namen van wijken en de straten, daarna werden het de specifieke adressen en nu steeds meer de bewoners. Volgens de apotheek zijn het patiënten maar voor mij zijn het klanten of cliënten. Eigenlijk zijn het cliënten omdat klanten aankopen doen bij winkeliers, en fabrikanten. Iemand die gebruikmaakt van de diensten van een advocaat, notaris, therapeut of een andere dienstverlener, zoals wij, is dan een cliënt. Het onderscheid tussen cliënt en klant wordt niet altijd even scherp gemaakt. Gelukkig maar want voor mijn verhaal heb klanten ik nodig, vaste klanten, geen vaste cliënten dat klinkt niet.
Mijn bezorgroute brengt me regelmatig naar eenzelfde adres en de bewoners zijn dus eigenlijk vaste klanten van de apotheek. En dus ook van mij, de Velomedi bezorger. Steeds vaker als ik een adres lees in de bezorgroute weet ik al wie daar woont. Bijvoorbeeld een adres waar meneer altijd de deur opendoet en een praatje begint. Direct daarna verschijnt mevrouw in de deuropening om het verhaal van meneer regelmatig te corrigeren. “Dinsdagmiddag zijn wij naar onze dochter geweest…” begint meneer het verhaal maar wordt direct gecorrigeerd “Nee, dat was maandagmiddag”. “Oja” zegt meneer ”dinsdagmiddag was Wim hier”. “Nee” zegt mevrouw “dat was Henk”. Meestal gaat het dus over een naam, dag, datum of tijdstip waarop iets al dan niet heeft plaatsgevonden. Ondanks dat de feiten wat anders zijn blijft het altijd een gezellig praatje.
Op een ander adres duurt het opendoen lang omdat de klant altijd van boven moet komen en slecht ter been is. Bij één keer is er sprake van een incident; een tweede keer is het toeval; een derde keer is er sprake van een patroon. In dit geval lijkt het dus een patroon. Het is mij nog steeds een raadsel waarom hij altijd van boven moet komen.
Op weer een ander adres word ik steevast begroet door een keffende hond. De bewoonster probeert de hond te laten zwijgen door steeds maar weer, “STIL, SSTILLLL!!”, te roepen. Het ontbreekt de hond duidelijk aan de kennis van de basiscommando’s, maar het kan ook zijn dat deze hond juist het commando heeft overgenomen in dit huis. Hoe dan ook, ze zijn beiden alleraardigst.
Op nog een ander adres waar een van mijn vaste klanten woont doet de bewoner pas open nadat ik een aantal keren heb aangebeld en hard op de deur heb geklopt. Een aantal keren zo hard dat de buren dachten dat ik bij hun geklopt had. De bewoonster is, zoals u zal begrijpen, slechthorend en ook slecht ter been. Een vervelende combinatie sowieso.
Als de deur op weer een ander adres opengaat staat de gang blauw van de rook, je waant je direct op een verjaardag in de jaren zeventig, waar de sigaretten en sigaren in een glaasje op de tafel staan. Mijn bezoek zorgt er in ieder geval voor dat er wat frisse lucht naar binnen waait.
Op een ander adres doet een meneer open. Ondanks mijn vrolijke begroeting is hij een en al chagrijn. Hij zal zijn redenen hebben. Ik accepteer het zoals het is, blijf hem vrolijk begroeten en hoop dat ik eens eenzelfde begroeting mag meemaken.
Het voorafgaande staat in schril contrast met een adres in het buitengebied waar ik steeds weer hartelijk word ontvangen en waar ik een heel levensverhaal, en een vervolg daarop (als dat überhaupt mogelijk is) krijg te horen. Ik merk dat de bewoners daar behoefte aan hebben en het leuk vinden om dit met mij te delen. Ze staan volop in het leven en ze zijn ook geïnteresseerd in mij. Onlangs vroegen ze of dit baantje vrijwilligers werk is waarop ik zei dat het wel zo voelt maar dat ik er wel een vorstelijk salaris voor krijg. Enige verbazing in hun ogen ontging mij niet maar ze lieten het voor wat het was. Zo zijn er toch steeds meer adressen die gaandeweg veranderen in personen, in mijn vaste klanten.